Europese aandelen zijn door de recente koersdalingen wel wat goedkoper geworden, maar zijn naar historische maatstaven niet echt goedkoop te noemen.
Dit blijkt uit een marktrapport van de Amerikaanse zakenbank Morgan Stanley. Die heeft gekeken naar de koers-winstverhouding van diverse aandelenindices per 1 februari dit jaar. De koers-winstverhouding geeft aan hoeveel keer de winst van een bedrijf wordt betaald door beleggers op de beurs.
Morgan Stanley vergelijkt de huidige koers-winstverhouding met het gemiddelde van de afgelopen twintig jaar. Dan blijkt bijvoorbeeld dat beleggers voor de brede MSCI Europe Index, na de koersdalingen van januari, nog altijd ongeveer 17 keer de winst betalen. Die waardering ligt rond het gemiddelde waarderingsniveau in de afgelopen twintig jaar.
Aandelen eurozone niet goedkoop
De Eurostoxx 50 Index, een graadmeter van vijftig grote beursfondsen in de eurozone, heeft een koers-winstverhouding van 16,2 en dat is historisch nog altijd aan de hoge kant.
Bij afzonderlijke Europese beursgraadmeters zijn vooral de aandelen in de Parijse CAC40-index (koers-winstverhouding 17,6) en de Italiaanse FTSE MIB-index (18,6) historisch gezien hoog gewaardeerd. Ook de waarderingen van de aandelen van de Duitse en Britse bedrijven in de DAX en de FTSE-index liggen nog boven het gemiddelde van de afgelopen 20 jaar.
De aandelen in de opkomende landen zijn volgens Morgan Stanley een stuk goedkoper geworden. Al zijn de verschillen tussen de opkomende landen wel groot. De koers-winstverhouding van de MSCI Emerging Market Index, de graadmeter voor opkomende landen, bedraagt 12,7 en ligt daarmee onder het gemiddelde van de afgelopen 20 jaar.
Het in zwaar weer verkerende Brazilië, het snelgroeiende India en vooral Mexico kennen echter relatief hoge waarderingen. In Rusland, Zuid-Korea en met name in China, waar de beurs sinds begin dit jaar flink is gekelderd, zijn de aandelen historisch gezien een stuk goedkoper geworden.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl